practice
- /ˈpɹæktɪs/
- Audio (US) (hulp, bestand)
enkelvoud | meervoud |
---|---|
practice | practices |
practice
- (medisch) praktijk
- «He started a practice in Apex.»
- Hij begon een praktijk in Apex.
- «He started a practice in Apex.»
- (muziek), (sport) oefening
- «To play that well requires a lot of practice.»
- Het vereist een hoop oefening om zo goed te kunnen spelen.
- «To play that well requires a lot of practice.»
- beoefening
- «The practice of astrology was very popular in Babylonia.»
- De beoefening van astrologie was in Babylonië erg populair.
- «The practice of astrology was very popular in Babylonia.»
practice
- In VS soms gebruikte spelling voor practise.