• praat·ca·fé
enkelvoud meervoud
naamwoord praatcafé praatcafés
verkleinwoord - -

het praatcaféo

  1. plaats waar mensen tegen betaling wat kunnen drinken en waar het rustig genoeg is om met elkaar te kunnen praten
    • Het gebouw opende in 1914 als praatcafé voor de intelligentsia en is nu heropend als flamencobar.  [1]
  2. georganiseerde gespreksavond over een onderwerp
    • In plaats daarvan zullen ze kritische vragen stellen tijdens het politiek praatcafé van het jongerenpanel, aan de vooravond van de gemeenteraadsverkiezingen.  [2]
93 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]