postpaard
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- post·paard
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | postpaard | postpaarden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- een paard dat men op een halte plaats kan verwisselen voor een vers paard
- ▸ Ik ben zo moe als een postpaard.[3]
- (figuurlijk) iemand die men helemaal uitput en dan verwisselt voor iemand anders
- ▸ Kunnen mensen, op hun rug liggend, in de hemel komen? Zij zeggen: „Die goede gelukkige oude godsdienst gaf een aangename wereld.” Maar zij gebruiken de godsdienst als een postpaard: als het ene versleten is, nemen zij een ander.[4]
Gangbaarheid
- Het woord postpaard staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ postpaard op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
- ↑ Weblink bron “Geestelijke luiheid” (26 maart 2018), Reformatorisch Dagblad