possessief
- Geluid: possessief (hulp, bestand)
- pos·ses·sief
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘bezittelijk voornaamwoord’ voor het eerst aangetroffen in 1625 [1]
- afgeleid van possessie met het achtervoegsel -ief
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | possessief | possessieven |
verkleinwoord | - | - |
- bezittelijk voornaamwoord (possessivum) [3]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | possessief | possessiever | possessiefst |
verbogen | possessieve | possessievere | possessiefste |
partitief | possessiefs | possessievers | - |
possessief [4]
- (taalkunde) bezittend, bezittelijk, bezitterig
- Het woord possessief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "possessief" herkend door:
54 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "possessief" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ possessief op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be