• pom·ma·de
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘haarcrème’ voor het eerst aangetroffen in 1697 [1]
  • afgeleid van het Franse 'pommade' [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord pommade pommades
verkleinwoord pommadetje pommadetjes

de pommadev / m

  1. vettige substantie, vaak gemengd met was, gebruikt om het haar glanzend te maken en op zijn plaats te houden
    • Het verwijderen van een pommade vereist grondig wassen met een goed schoonmaakmiddel. 
  2. (farmacologie) zalf
71 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[4]