Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plus·strook
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord plusstrook plusstroken
verkleinwoord plusstrookje plusstrookjes

Zelfstandig naamwoord

de plusstrookv / m

  1. (verkeer) een extra linker rijstrook op de autosnelweg die gecreëerd is door de andere rijstroken smaller te maken

Meer informatie