• plus·four
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘kuitbroek’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1931 [1][2]
enkelvoud meervoud
naamwoord plusfour plusfours
verkleinwoord plusfourtje plusfourtjes

deplusfourm [3]

  1. (kleding) ruim zittende pofbroek die strak om het been sluit tot ongeveer 4 duim (circa 10 cm) onder de knie, hetgeen de naam van het kledingstuk verklaart
45 %van de Nederlanders;
12 %van de Vlamingen.[4]