Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plat·gooi·en
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

platgooien

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
platgooien
gooide plat
platgegooid
zwak -d volledig
  1. slopen van één of meer gebouwen
    • De wethouder ontkende dat het college voorstander is van het platgooien van het gebouw, hetgeen door Alkoutobi gesuggereerd werd. „Wij hebben nadrukkelijk niet aangestuurd op sloop”, zei de wethouder. [1] 
    • Hij maakt gretig gebruik van de gelegenheid die de Winterswijkse afdeling van de PvdA hem biedt. ‘Ik geef het gebouw nu aan jullie over’, zegt Adilla Hatumena. ‘Je mag het platgooien, maar zorg wel voor nieuwbouw.’ [2] 
    • "Een prima zaak dat ze de wijk platgooien, want modern is Oost Boswinkel niet meer. [3] 
  2. door een bombardement helemaal vernietigen
    • Het leger riep met luidsprekers om dat ze onze wijk ook zouden platgooien als er ook maar één kogel uit dit gebied zou worden afgevuurd [4] 
  3. zorgen dat het werk niet meer verricht kan worden tijdens een staking
    • De vergunning voor de manifestatie van volgende week is net binnen, 'mét de nadrukkelijke gelukswensen van de politie erbij', vertelt Van de Ven. De basisschooldocent uit Overloon is blij met de steun van andere beroepsgroepen. "Sommigen vinden zelfs dat we de hele boel moeten platgooien." [5] 
  4. zorgen dat een computersysteem niet meer functioneert
    • „Ons systeem heeft er sinds de lancering nog nooit uitgelegen. Het werkt gewoon, altijd. Een clouddienst platgooien met een cyberaanval gaat nu eenmaal een stuk lastiger dan bij een bank met een mainframe uit de jaren zeventig.” [6] 
Synoniemen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[7]

Verwijzingen