plastificeren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van plastificeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | plastificeren | te plastificeren | ||||||||
toekomend | zullen plastificeren | te zullen plastificeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geplastificeerd | te hebben geplastificeerd | ||||||||
toekomend | geplastificeerd zullen hebben | geplastificeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
plastificerend | geplastificeerd | ev. plastificeer |
mv. verouderd plastificeert |
plastificere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | plastificeer | plastificeert | plastificeert | plastificeert | plastificeert | plastificeren | plastificeren | plastificeren | |||
verleden (o.v.t.) | plastificeerde | plastificeerde | plastificeerde | plastificeerde | plastificeerde | plastificeerden | plastificeerden | plastificeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal plastificeren | zult/zal plastificeren | zult/zal plastificeren | zult plastificeren | zal plastificeren | zullen plastificeren | zullen plastificeren | zullen plastificeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou plastificeren | zou plastificeren | zou(dt) plastificeren | zoudt plastificeren | zou plastificeren | zouden plastificeren | zouden plastificeren | zouden plastificeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geplastificeerd | hebt geplastificeerd | hebt/heeft geplastificeerd | hebt geplastificeerd | heeft geplastificeerd | hebben geplastificeerd | hebben geplastificeerd | hebben geplastificeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geplastificeerd | had geplastificeerd | had geplastificeerd | hadt geplastificeerd | had geplastificeerd | hadden geplastificeerd | hadden geplastificeerd | hadden geplastificeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geplastificeerd hebben | zal/zult geplastificeerd hebben | zult/zal geplastificeerd hebben | zult geplastificeerd hebben | zal geplastificeerd hebben | zullen geplastificeerd hebben | zullen geplastificeerd hebben | zullen geplastificeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geplastificeerd hebben | zou geplastificeerd hebben | zou/zoudt geplastificeerd hebben | zoudt geplastificeerd hebben | zou geplastificeerd hebben | zouden geplastificeerd hebben | zouden geplastificeerd hebben | zouden geplastificeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geplastificeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geplastificeerd | er is geplastificeerd | |||||||||
verleden | er werd geplastificeerd | er was geplastificeerd | |||||||||
toekomend | er zal geplastificeerd worden | er zal geplastificeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geplastificeerd worden | er zou geplastificeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geplastificeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geplastificeerd worden | geplastificeerd te worden | ||||||||
toekomend | geplastificeerd zullen worden | geplastificeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geplastificeerd zijn | geplastificeerd te zijn | ||||||||
toekomend | geplastificeerd zullen zijn | geplastificeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geplastificeerd | wordt geplastificeerd | wordt geplastificeerd | wordt geplastificeerd | wordt geplastificeerd | worden geplastificeerd | worden geplastificeerd | worden geplastificeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geplastificeerd | werd geplastificeerd | werd geplastificeerd | werdt geplastificeerd | werd geplastificeerd | werden geplastificeerd | werden geplastificeerd | werden geplastificeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geplastificeerd worden | zult geplastificeerd worden | zult geplastificeerd worden | zult geplastificeerd worden | zal geplastificeerd worden | zullen geplastificeerd worden | zullen geplastificeerd worden | zullen geplastificeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geplastificeerd worden | zou geplastificeerd worden | zou/zoudt geplastificeerd worden | zoudt geplastificeerd worden | zou geplastificeerd worden | zouden geplastificeerd worden | zouden geplastificeerd worden | zouden geplastificeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geplastificeerd | bent geplastificeerd | bent/is geplastificeerd | zijt geplastificeerd | is geplastificeerd | zijn geplastificeerd | zijn geplastificeerd | zijn geplastificeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geplastificeerd | was geplastificeerd | was geplastificeerd | waart geplastificeerd | was geplastificeerd | waren geplastificeerd | waren geplastificeerd | waren geplastificeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geplastificeerd zijn | zult geplastificeerd zijn | zult geplastificeerd zijn | zult geplastificeerd zijn | zal geplastificeerd zijn | zullen geplastificeerd zijn | zullen geplastificeerd zijn | zullen geplastificeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geplastificeerd zijn | zou geplastificeerd zijn | zou/zoudt geplastificeerd zijn | zoudt geplastificeerd zijn | zou geplastificeerd zijn | zouden geplastificeerd zijn | zouden geplastificeerd zijn | zouden geplastificeerd zijn |