Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plak·ke·rij
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord plakkerij plakkerijen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de plakkerijv

  1. plaats waar men iets met lijm vastmaakt
    • Rondleiders zijn gemankeerde beulen. We moeten verder! Naar de selecteerderij, de plakkerij en de inpakkerij. Het lezen van beschrijvingen zal stomvervelend zijn; welnu, dat is het maken ervan ook. Het selecteren van de sigaren op kleur sla ik over. We komen aan het plakken van het bandje. De rokers van de Partagas en andere Havana's hebben er misschien nooit bij stilgestaan, maar het bandje wordt er met de hand omheen gedaan en geplakt. [2] 
  2. dat wat men met lijm heeft vastgemaakt
Synoniemen

Gangbaarheid

84 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[3]


Verwijzingen