plakkerij
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- plak·ke·rij
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van plakken met het achtervoegsel -erij[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | plakkerij | plakkerijen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de plakkerij v
- plaats waar men iets met lijm vastmaakt
- Rondleiders zijn gemankeerde beulen. We moeten verder! Naar de selecteerderij, de plakkerij en de inpakkerij. Het lezen van beschrijvingen zal stomvervelend zijn; welnu, dat is het maken ervan ook. Het selecteren van de sigaren op kleur sla ik over. We komen aan het plakken van het bandje. De rokers van de Partagas en andere Havana's hebben er misschien nooit bij stilgestaan, maar het bandje wordt er met de hand omheen gedaan en geplakt. [2]
- dat wat men met lijm heeft vastgemaakt
Synoniemen
- [2] plakwerk
Gangbaarheid
- Het woord 'plakkerij' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "plakkerij" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC S. Montag 21 september 1991 Temidden van de sigaren
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be