Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plaats·geld
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord plaatsgeld plaatsgelden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het plaatsgeldo

  1. geld dat betaald wordt voor het recht op een plaats; b.v. het stageld dat kramen enz. op een kermis voor een standplaats moeten betalen

Gangbaarheid

Verwijzingen