pitten
- pit·ten
- [1]: afgeleid van pit zn "kern van een vrucht" met het achtervoegsel -en [1]
- [2]: uit soldatentaal en Bargoens, verdere herkomst onduidelijk, in de betekenis 'slapen’ aangetroffen vanaf 1926 (zie vindplaats hieronder) [2][3]
- [3]: van Middelnederlands pitten afgeleid van pit zn "put" met het achtervoegsel -en [4][5]
- [4]: afgeleid van Engels mosh pit zn / pit zn "bij een concert met harde ruige muziek het gebied midden voor het podium waar wild gedanst wordt" met het achtervoegsel -en
- [5]: afgeleid van pit zn "werkplaats langs een circuit" met het achtervoegsel -en, in de betekenis "pitstop maken" aangetroffen vanaf 1928 (zie vindplaats hieronder)
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
pitten |
pitte |
gepit |
zwak -t | volledig |
pitten
- overgankelijk ontdoen van pitten (bij vruchten) of ogen (bij aardappelen)
- ▸ Een patiënt hoeft als voorschrift de aardappels te schuieren en te pitten en dan met schil en al op te eten.[6]
- inergatief (informeel) slapen
- overgankelijk (landbouw) in de grond stoppen, inkuilen
- inergatief (dans) wild dansen op harde muziek waarbij je opzettelijk om je heen slaat en hard tegen anderen aanbotst
- ▸ Geen idee wat de belevenis was van de toeschouwers achteraan, maar vooraan was het de hele tijd keihard pitten en crowdsurfen, plus de twee gitaristen die in het publiek kwamen spelen.[9]
- inergatief (sport) (autoracen) een racewagen tijdens de wedstrijd een werkplaats langs het circuit inrijden om brandstof te tanken of kleine aanpassingen of reparaties uit te laten voeren
- ▸ In de eerste paar rondes had ik het heel moeilijk op de medium banden. Dus toen besloten we te pitten en over te stappen op harde banden.[10]
- ▸ ⧖ Hij had het er op gewaagd om het geheele traject zonder een enkele maal te pitten (benzine en olie innemen) uit te rijden, teneinde daarmede tijd te besparen.[11]
- Het woord pitten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pitten" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[12] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ pitten op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ pitten op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron
HuismoederWat gij moet weten : De pitten van den aardappel. in: Algemeen Handelsblad, jrg. 102 nr. 33213 (10 augustus 1929), P. den Hengst en Zoon, Amsterdam, p. 20 (Bijv. 12) kol. 2
- ↑
Weblink bron
Marc Hijink“Wie ligt er wakker van de wifi?” (10 maart 2020) op nrc.nl - ↑
Weblink bron Vijf-en-zestig jaar op de markt. in: Rotterdamsch Nieuwsblad, jrg. 49 nr. 14809 (6 juli 1926), A.W. Sijthoff, Rotterdam, p. 13 kol. 4
- ↑
Weblink bron
hythloth“bericht nr. 1861 onder Welk festival/concert ben jij geweest?” (12 mei 2019) op wattes.nl - ↑
Weblink bron
Marcus Ericsson geciteerd door Joost Pijpker“Max Verstappen pakt eerste punten in F1 en schrijft opnieuw geschiedenis” (29 maart 2015) op nrc.nl - ↑
Weblink bron De T.T.-racss te Assen. in: Arnhemsche Courant
, jrg. 115 nr. 12881 (25 juni 1928), C.A. Thieme, Arnhem, p. 7 kol. 4
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be