pinda
- pin·da
- Leenwoord uit het Papiaments pinda, in de betekenis van ‘olienootje’ voor het eerst aangetroffen in 1740 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pinda | pinda's |
verkleinwoord | pindaatje | pindaatjes |
- (bloemplanten) Arachis hypogaea , een tot de vlinderbloemenfamilie behorende plant
- (voeding) een peulvrucht van deze plant
- ▸ Rond elf uur hield ik het niet meer en nam één hap van mijn Snicker. Ik kauwde zorgvuldig om optimaal te genieten van de nougat, pinda’s, karamel en melkchocolade.[3]
- (scheldwoord) Chinees of iemand met Aziatisch uiterlijk
- vlinderbloemenfamilie, zaadplanten, fabiden, 'nieuwe' tweezaadlobbigen, bedektzadigen, landplanten, planten
- pinda-allergie, pinda-Chinees, pinda-erwt, pindabanket, pindaboter, pindachinees, pindakaas, pindakoek, pindaman, pindanetje, pindanoot, pindaolie, pindapasta, pindaplank, pindapoepchinees, pindarotsje, pindasambal, pindasambel, pindasaus, pindasausje, pindaschil, pindasoep, pindatrommel, pindawormen
1. een tot de vlinderbloemenfamilie behorende plant
2. een vrucht van deze plant
- Het woord pinda staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pinda" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "pinda" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ pinda op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- pin·da
- Ontleend aan een Westafrikaanse taal, bijv. Kikongo of Mpongwe mpinda [1]
- De pinda is inheems in Zuid-Amerika, maar werd al heel vroeg in de 16e eeuw door Portugese handelaren in Afrika (en andere werelddelen) geïntroduceerd. De Afrikaanse benaming van de vrucht is mogelijk te danken aan een naamsoverdracht van een kleine Afrikaanse kalebassoort, de Lagenaria vulgaris , op de pinda, omdat van beide de vrucht een harde droge schaal heeft en men van beide de oliehoudende zaden consumeert, in het Kikongo mbinda geheten.
pinda
- (plantkunde) Arachis hypogaea , een tot de vlinderbloemenfamilie behorende plant
- (voeding) een vrucht van deze plant
- IPA: /ˈpʲĩnda/
- pin·da
pinda v
- IPA: /pɪnda/
pinda v
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | pinda | pindy |
genitief | pindy | pind |
datief | pindě | pindám |
accusatief | pindu | pindy |
vocatief | pindo | pindy |
locatief | pindě | pindách |
instrumentalis | pindou | pindami |