Een pincet

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pin·cet
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tangetje’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1672 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord pincet pincetten
verkleinwoord pincetje pincetjes

Zelfstandig naamwoord

het pinceto

  1. (gereedschap) een gevorkt werktuig bestaande uit twee armen waarvan de punt bijeengeknepen kan worden
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen