Nederlands

 
Uitspraak
Woordafbreking
  • pim·pel·mees
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pimpelmees pimpelmezen
verkleinwoord pimpelmeesje pimpelmeesjes

Zelfstandig naamwoord

de pimpelmeesv / m

  1. (zangvogels) bepaalde mezensoort, Cyanistes caeruleus  
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen