piepzak
- piep·zak
- mogelijk van pijpzak, "doedelzak", omdat de vorm van een ouderwetse koffiekan aan dat instrument deed denken [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | piepzak | - |
verkleinwoord | - | - |
de piepzak m
- (drinken) (oude) koffie opgekookt met melk en suiker
- Ze bood hem koffie aan, en toen hij geproefd had, zei hij: Noem je dit koffie? dat heette ‘piepzak’ op ons dorp, maar dan was er nog kaneel door. [3]
- In de piepzak zitten
Bang zijn vanwege dreigende problemen
- Het woord 'piepzak' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie. De vaste verbinding "in de piepzak zitten" is daarin wel wel opgenomen.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "piepzak" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ piepzak op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Zernike, E.De loop der dingen (1929) Nijgh & Van Ditmar, Rotterdam; p. 262; geraadpleegd 2018-08-07
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be