Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pie·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
pielen
pielde
gepield
zwak -d volledig

Werkwoord

  1. onovergankelijk ingespannen bezig zijn
  2. onovergankelijk snijden of hakken met een bot voorwerp
  3. onovergankelijk onbeholpen bezig zijn
  4. onovergankelijk variant van pijlen
Afgeleide begrippen

Zelfstandig naamwoord

de pielenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord piel

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
28 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen