pielen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pie·len
Woordherkomst en -opbouw
- [werkwoord 1-3] vergelijk pelen [1]
- [werkwoord 4] van piel "pijl" [2]
- [zelfstandig naamwoord] piel met uitgang -en
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
pielen |
pielde |
gepield |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
- onovergankelijk ingespannen bezig zijn
- onovergankelijk snijden of hakken met een bot voorwerp
- onovergankelijk onbeholpen bezig zijn
- onovergankelijk variant van pijlen
Afgeleide begrippen
- [1],[3] aanpielen
- [1],[2] piel
- [2] hakkepielen
- [3] gepiel
Zelfstandig naamwoord
de pielen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord piel
Gangbaarheid
- Het woord pielen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pielen" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
28 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be