Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pi·e·tis·me
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘richting in het protestantisme’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 met het achtervoegsel -isme [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord piëtisme -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het piëtismeo

  1. (filosofie) (religie) (kunst) richting in de Lutherse Kerk die nadruk legt op vroomheid van gemoed en op een leven dat daarmee overeenstemt
Vertalingen

Gangbaarheid

78 % van de Nederlanders;
68 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen