[2] petgat
  • pet·gat
enkelvoud meervoud
naamwoord petgat petgaten
verkleinwoord

het petgato

  1. een rechte geul, die oorspronkelijk ontstond door turfwinning
     Twee schaatsenrijders, kleine waterinsecten, glijden onverstoorbaar langs de bladen van de gele plomp. Ze zijn zich er niet van bewust dat het niet zomaar een sloot is waarin ze leven, maar een ”petgat”: een rechte geul, die oorspronkelijk ontstond door turfwinning. Nu zijn de petgaten nagebootst om het gebied waterrijker te maken. Ze leveren daarmee hun bescheiden deel in de strijd tegen de verdroging van De Alde Feanen.[2]
  2. gat waaruit klei gegraven is voor het herstellen van een dijk
21 % van de Nederlanders;
21 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Mariëlle Buys
    “Kersvers nationaal park vecht tegen droogte” (26-04-2006), Reformatorisch Dagblad
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be