pergola
  • per·go·la
  • Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘terras’ voor het eerst aangetroffen in 1832 [1]
  • uit het Italiaans [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord pergola pergola's
verkleinwoord pergolaatje pergolaatjes

de pergolav / m [3]

  1. (bouwkunde) een constructie van horizontale latten op hoge palen, waarlangs allerlei planten kunnen groeien
    • Ross en Fanjul waren zo goed bevriend dat de huidige minister samen met zijn vrouw in 2009 te gast was in Casa de Campo, een luxeresort in de Dominicaanse Republiek dat eigendom is van Fanjul. Ross’ echtgenote Hillary hield een verslag van de trip bij op de website New York Social Diary - inclusief kiekjes. Dineren al fresco, verse bloemen bij het ontbijt, boottochtjes naar verlaten stranden, en dan weer een yummy lunch onder de pergola. ‘De Fanjuls wonen in het paradijs’, concludeert Hilary Geary Ross in haar verslag, dat nog steeds online staat. [4] 
    • Bij aankomst in Den Bosch woensdag kregen de jongens direct het ontwerp van Emiel Versluis onder ogen. "Een uitdagend ontwerp, waarbij vooral de houtconstructie een lastig onderdeel was", zegt Schoolderman. "Een oase in de woestijn als ontwerp met zeer technische elementen zoals een pergola waar veel zaagtechniek aan te pas komt." [5] 
86 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[6]