pepperspray
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: pepperspray (hulp, bestand)
- IPA: / ˈpɛpərˌspre / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- pep·per·spray
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘verblindende spray met peperextract’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1998 [1]
- van Engels pepperspray [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pepperspray | peppersprays |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de pepperspray m
- sterk prikkelend vloeistof in een spuitbus, die in de ogen van een aanvaller kan worden gespoten om hem zonder blijvende schade buiten gevecht te stellen
- Zijn hand trok iets zwarts en hoekigs uit de binnenzak. Mijn ene hand klemde al om zijn pols en met de andere trok ik het busje uit mijn jaszak, hield het vlak voor zijn ogen en spoot ze vol pepperspray. [3]
Gangbaarheid
- Het woord pepperspray staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pepperspray" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "pepperspray" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ pepperspray op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Rozing, E."De laatste klant" in: De Revisor. nr. 10 (2015) De Bezige Bij, Amsterdam; ISBN 978 90 234 9496 6; p. 120; geraadpleegd 2018-06-21
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Noors
Uitspraak
Woordafbreking
- pep·per·spray
Woordherkomst en -opbouw
Naar frequentie | 26603 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | pepperspray | peppersprayen | peppersprayer | peppersprayene |
genitief | peppersprays | peppersprayens | peppersprayers | peppersprayenes |
Zelfstandig naamwoord
pepperspray, m
- pepperspray
- «Politiet måtte bruke pepperspray.»
- De politie moest pepperspray gebruiken.
- «Politiet måtte bruke pepperspray.»
Nynorsk
Uitspraak
Woordafbreking
- pep·per·spray
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | pepperspray | peppersprayen | peppersprayar | peppersprayane |
pepperspray, m