penvoerder
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: penvoerder (hulp, bestand)
Woordafbreking
- pen·voer·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | penvoerder | penvoerders |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de penvoerder m
- de functie van de persoon (man of vrouw) die de verslaglegging doet van een organisatie, zoals van een vereniging, stichting of commissie
- ▸ Het project kende één penvoerder die de inbreng van alle deelnemers ten behoeve van het conceptrapport verwerkte.[2]
- schrijver van een stuk tekst
- ▸ De auteur spuugt niet alleen gal over vrouwen met een hoofddoek, maar ook over het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). De organisatie moet volgens de penvoerder 'bestreden worden met hun achterlijk sociaal beleid voor die vluchtelingen'.[3]
- ▸ De penvoerder van de Troonrede wordt steeds minder uitbundig. Er komt een einde aan de periode van de zeven steeds vetter wordende jaren. ,,De realiteit is ook dat Nederland in een fase van gematigder groei komt.’’[4]
Synoniemen
- [1] secretaris, abactis
- [2] schrijver
Verwante begrippen
- [1] woordvoerder
Gangbaarheid
- Het woord penvoerder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "penvoerder" herkend door:
63 % | van de Nederlanders; |
49 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Schippers: Project zorgfraude loopt nog” (22-05-2013,), Tubantia
- ↑ Weblink bron Carst Vrakking“Brabantse 'NSB' verstuurt boze brieven over moslims” (11-01-2017), Tubantia
- ↑ Weblink bron “Jubeltoon maakt plaats voor realisme in Troonrede” (17-09-2019,), Tubantia
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be