Nederlands

 
paslood
Uitspraak
Woordafbreking
  • pas·lood
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord paslood pasloden
verkleinwoord pasloodje pasloodjes

Zelfstandig naamwoord

paslood o [1]

  1. (gereedschap) een stuk gereedschap om te controleren of een vlak of lijn verticaal staat
Synoniemen

Gangbaarheid

77 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen