pasklaar
- pas·klaar
- samenstelling van pas ww en klaar bn
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | pasklaar | pasklaarder | pasklaarst |
verbogen | pasklare | pasklaardere | pasklaarste |
partitief | pasklaars | pasklaarders | - |
pasklaar
- (kleding) m.n. van kleding dat ze op maat gemaakt is en geregen is zodat men kan kijken of de maten goed zijn indien dat het geval is kan het later afgemaakt worden
- (figuurlijk) iets wat helemaal af is en dus direct gebruikt kan worden
- Sinds de jaren '70 zijn er meer en hevigere orkanen in het Atlantisch bassin. Of dat effectief komt door de klimaatopwarming is niet zeker. 'Daar is geen pasklaar antwoord voor', zegt Dehenauw. [1]
- Een pasklaar antwoord op haar vraag is er natuurlijk niet, noch een exacte leeftijd vanaf wanneer samen douchen met je kind niet meer oké is. Wel zijn er een paar signalen waar je rekening mee kan houden als ouder. [2]
2. iets wat helemaal af is en dus direct gebruikt kan worden
- Het woord pasklaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pasklaar" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ de Standaard 28/augustus/2017 door mg
- ↑ Tubantia 04-03-2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be