Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • par·ty·poo·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord partypooper partypoopers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de partypooperm

  1. iemand die een gezellige stemming bederft door daar niet in mee te gaan
     De ontevreden criticus is de partypooper.[1]
     Na een optreden in Hasselt werd ik benaderd door een psychiatrische patiënt en professioneel partypooper die zijn gezicht op vijf centimeter van het mijne bracht en mij toeblafte dat ik niet vlot genoeg ben. Zijn arme vrouw zag eruit alsof ze zich al jaren plaatsvervangend schaamde.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron Gearchiveerde versie
    Arjen Fortuin
    “Een literair klimaat waar de DDR van zou watertanden” (18 april 2014) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron Gearchiveerde versie
    Annelies Verbeke
    “Niet vlot genoeg” (29 november 2006) op nrc.nl