Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • part·ner·pen·si·oen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord partnerpensioen partnerpensioenen
verkleinwoord partnerpensioentje partnerpensioentjes

Zelfstandig naamwoord

het partnerpensioeno

  1. pensioen ten behoeve van de partner van een ongehuwd samenwonende bij overlijden van de laatste

Meer informatie

Gangbaarheid