Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • part·ner·land
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord partnerland partnerlanden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het partnerlando

  1. een land waar een speciale samenwerkingsrelatie mee is
    • Nederland geeft geen ontwikkelingshulp aan Sudan. Er gaat wat hulp naar kleine groepen zoals mensenrechtenactivisten. Wat betreft ontwikkelingshulp richt het ministerie zich op partnerland Zuid-Sudan, dat volgende week precies een jaar onafhankelijk is. [1] 
    • De bilaterale ontwikkelingssamenwerking moet volgens de PvdA geconcentreerd worden op de allerarmste landen. Dat betekent dat niet meer alle huidige 15 zogeheten partnerlanden van Nederland hiervoor nog in aanmerking moeten komen. [2] 
    • Donderdag gaat de top verder met bijeenkomsten met de presidenten van de partnerlanden Georgië en Oekraïne. Die zijn nog niet klaar om te beginnen met toetredingsonderhandelingen, maar Macedonië krijgt daar wel zicht op. [3] 
    • De Grüne Woche beleeft dit jaar een jubileum. Ze wordt al sinds 1953 gehouden. Nederland was steeds van de partij. Het is dit jaar partnerland onder het motto 'Qualität wächst in Holland' (Kwaliteit groeit in Nederland). [4] 
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen