parkinsonpatiënt
- par·kin·son·pa·ti·ent
- samenstelling van Parkinson en en patiënt zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | parkinsonpatiënt | parkinsonpatiënten |
verkleinwoord | parkinsonpatiëntje | parkinsonpatiëntjes |
de parkinsonpatiënt m
- (medisch) persoon die lijdt aan de ziekte van Parkinson, een neurologische ziekte die gepaard gaat met stijfheid en trillen
- ▸ In 2012 merkte de Schotse Joy Milne bij haar echtgenoot, die aan parkinson leed, een vreemde lichaamsgeur op. Toen ze hem later vergezelde naar een steungroep voor parkinsonpatiënten, viel haar op dat iedereen daar zo rook. De Universiteit van Edinburgh in het Verenigd Koninkrijk liet Milne enkele snuiftests met T-shirts doen, en jawel: ze bleek met haar ogen dicht parkinson te kunnen diagnosticeren.[1]
- ▸ • Cliënt E. Busken (2020). Een 84-jarige parkinsonpatiënt komt tegen zijn wil in een verzorgingstehuis terecht. Spreken doet hij niet meer – hij houdt zich doofstom uit verzet tegen wat hem overkomt – maar in zijn hoofd gulpt een lavastroom van razende taal, die tegelijk striemend en geestig is. Veroordeeld tot zijn rolstoel, waarin zijn door tremor geteisterde lijf vastgeriemd zit, fulmineert hij erop los en fabuleert hij over zijn voorbije leven en liefdes. Hij neemt zijn toevlucht tot barokke volzinnen om te bewijzen dat hij alles nog onder controle heeft. Maar daaronder voel je zijn machteloosheid en kwetsbaarheid.[2]
- Het woord parkinsonpatiënt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron Sebastiaan van de Water“Dokter Dog wil graag even aan u ruiken” (17 mei 2022), NewScientist
- ↑ Weblink bron “Deze vijf boeken van Jeroen Brouwers moet u gelezen hebben” (Woensdag 11 mei 2022 om 16:11), De Standaard