parkeergarage

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  parkeergarage    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• par·keer·ga·ra·ge

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  parkeer ww  en  garage 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	parkeergarage	parkeergarages
verkleinwoord	parkeergaragetje	parkeergaragetjes

Zelfstandig naamwoord

de parkeergarage v

1. garage voor het parkeren van motorvoertuigen

   • De nieuwe parkeergarage bood plaats aan vijfhonderd auto's. 

Vertalingen

    1. garage voor het parkeren van motorvoertuigen   

Engels: indoor parking (en), parking garage (en) Fries: parkeargaraazje (fy)

Hongaars: parkolóház (hu) Spaans: aparcamiento (es) m Zweeds: parkeringsgarage (sv), parkeringshus (sv)

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Gangbaarheid

• Het woord parkeergarage staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.