Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·niek·stem·ming
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord paniekstemming paniekstemmingen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de paniekstemmingv

  1. verschrikte gemoedsgesteldheid met hevige angst voor een dreiging
     De Franse dreiging nam, na Napoleons overwinning op Oostenrijk en de inlijving van Nice en Savoye, zulke scherpe vormen aan tijdens het jaar 1860 dat er zich een ware paniekstemming verspreidde over België.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Marnix Beyen
    “Held voor alle werk. De vele gedaanten van Tijl Uilenspiegel.” (1998), Houtekiet, Antwerpen/Baarn, ISBN 9052404992, p. 22 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren