pander
- pan·der
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pander | panders |
verkleinwoord | pandertje | pandertjes |
de pander m
- (juridisch) iemand die iets in onderpand heeft als zekerheid voor een schuld
- Het woord pander staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pander" herkend door:
25 % | van de Nederlanders; |
27 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be