Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pak·te uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitpakken

pakte uit

  1. enkelvoud verleden tijd van uitpakken
    • Ik pakte uit. 
    • Jij pakte uit. 
    • Hij, zij, het pakte uit. 


Gangbaarheid