Nederlands

 
pakpaard
Uitspraak
Woordafbreking
  • pak·paard
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pakpaard pakpaarden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

pakpaard o [1]

  1. een paard gebruikt voor het vervoer van goederen
    • De bagage wordt tijdens de trektocht met auto’s vervoerd, maar voor de lunch is er een apart pakpaard mee. Vaak zijn het de jonge paarden die de flessen wijn, de salami’s en de broden mogen dragen. Als uitgelaten honden rennen ze los achter de rest van de groep aan. Zo leren ze het rotsige terrein spelenderwijs kennen. Als pakpaard Pride zich na een inspannende klim laat zakken om het zweet van zijn lijf te rollen, schieten van alle kanten ruiters toe om hem overeind te manen: „Denk in godsnaam om de wijn!” En één keer moeten we honderden meters terug rijden omdat Pride tijdens de galop zulke bokkensprongen heeft gemaakt dat de broden uit zijn rugzak getorpedeerd zijn. [2] 
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Sandra Smallenburg 14 juli 2012