paasbest
- paas·best
- In de betekenis van ‘piekfijn’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1619 [1]
- samenstelling van pasen zn en best zn [2]
stellend | |
---|---|
onverbogen | paasbest |
verbogen | paasbeste |
partitief | paasbests |
paasbest
- heel mooi, heel feestelijk (met name over kleding)
- Paard, rijtuig, maar ook de koetsier en andere bijrijders. Alles en iedereen ziet er bij de Twenterit van de Koets’n Keerls op zijn paasbest uit. „Dit is voor ons hét hoogtepunt van het seizoen. Weken van te voren is iedereen bezig alles zo mooi mogelijk voor elkaar te krijgen”, vertelt Jan Brandriet, voorzitter van de Koets’n Keerls. [3]
- De eerste dag kwamen de ruim 250 studenten op hun paasbest het campusterrein op. Een week later liggen de slippers en sneakers voor de tenten en hangen de sokken over de drooglijn. "En dat is ook de bedoeling, want het is een festival", zegt Inge Broekman van de organisatie. "Hardcore academia, maar ook veel muziek, theater en sport." [4]
- Het woord paasbest staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "paasbest" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "paasbest" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ paasbest op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tubantia 01-06-15 Met de hoge hoed op door het Losserse land
- ↑ Tubantia 22-08-16 Succesvolle tweede editie Summerschool Festival op Universiteit Twente
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be