overstuur
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- over·stuur
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘in de war’ voor het eerst aangetroffen in 1757 [1]
- samenstelling van over en stuur [2]
stellend | |
---|---|
onverbogen | overstuur |
verbogen | (alleen predicaat) |
Bijvoeglijk naamwoord
overstuur
- emotioneel aangedaan
- Zij was volledig overstuur toen zij het vreselijke nieuws vernam.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
oversturen |
overstuur
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oversturen
- ... dat ik overstuur.
Gangbaarheid
- Het woord overstuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "overstuur" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "overstuur" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ overstuur op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be