overspelen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van overspelen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overspelen | over te spelen | ||||||||
toekomend | zullen overspelen over zullen spelen |
te zullen overspelen over te zullen spelen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben overgespeeld | te hebben overgespeeld | ||||||||
toekomend | overgespeeld zullen hebben | overgespeeld te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
overspelend | overgespeeld | ev. speel over |
mv. verouderd speelt over |
spele over (bijzin) overspele | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | speel over | speelt over | speelt over | speelt over | speelt over | spelen over | spelen over | spelen over | |||
verleden (o.v.t.) | speelde over | speelde over | speelde over | speelde over | speelde over | speelden over | speelden over | speelden over | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overspelen | zult/zal overspelen | zult/zal overspelen | zult overspelen | zal overspelen | zullen overspelen | zullen overspelen | zullen overspelen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overspelen | zou overspelen | zou(dt) overspelen | zoudt overspelen | zou overspelen | zouden overspelen | zouden overspelen | zouden overspelen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | overspeel | overspeelt | overspeelt | overspeelt | overspeelt | overspelen | overspelen | overspelen | |||
verleden (o.v.t.) | overspeelde | overspeelde | overspeelde | overspeelde | overspeelde | overspeelden | overspeelden | overspeelden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overspelen over zal spelen |
zult/zal overspelen over zult/zal spelen |
zult/zal overspelen over zult/zal spelen |
zult overspelen over zult spelen |
zal overspelen over zal spelen |
zullen overspelen over zullen spelen |
zullen overspelen over zullen spelen |
zullen overspelen over zullen spelen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overspelen over zou spelen |
zou overspelen over zou spelen |
zou(dt) overspelen over zou(dt) spelen |
zoudt overspelen over zoudt spelen |
zou overspelen over zou spelen |
zouden overspelen over zouden spelen |
zouden overspelen over zouden spelen |
zouden overspelen over zouden spelen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb overgespeeld | hebt overgespeeld | hebt/heeft overgespeeld | hebt overgespeeld | heeft overgespeeld | hebben overgespeeld | hebben overgespeeld | hebben overgespeeld | |||
verleden (v.v.t.) | had overgespeeld | had overgespeeld | had overgespeeld | hadt overgespeeld | had overgespeeld | hadden overgespeeld | hadden overgespeeld | hadden overgespeeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overgespeeld hebben | zal/zult overgespeeld hebben | zult/zal overgespeeld hebben | zult overgespeeld hebben | zal overgespeeld hebben | zullen overgespeeld hebben | zullen overgespeeld hebben | zullen overgespeeld hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overgespeeld hebben | zou overgespeeld hebben | zou/zoudt overgespeeld hebben | zoudt overgespeeld hebben | zou overgespeeld hebben | zouden overgespeeld hebben | zouden overgespeeld hebben | zouden overgespeeld hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm overgespeeld worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt overgespeeld | er is overgespeeld | |||||||||
verleden | er werd overgespeeld | er was overgespeeld | |||||||||
toekomend | er zal overgespeeld worden | er zal overgespeeld zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou overgespeeld worden | er zou overgespeeld zijn | |||||||||
lijdende vorm overgespeeld worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overgespeeld worden | overgespeeld te worden | ||||||||
toekomend | overgespeeld zullen worden | overgespeeld te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | overgespeeld zijn | overgespeeld te zijn | ||||||||
toekomend | overgespeeld zullen zijn | overgespeeld te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word overgespeeld | wordt overgespeeld | wordt overgespeeld | wordt overgespeeld | wordt overgespeeld | worden overgespeeld | worden overgespeeld | worden overgespeeld | |||
verleden (o.v.t.) | werd overgespeeld | werd overgespeeld | werd overgespeeld | werdt overgespeeld | werd overgespeeld | werden overgespeeld | werden overgespeeld | werden overgespeeld | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overgespeeld worden | zult overgespeeld worden | zult overgespeeld worden | zult overgespeeld worden | zal overgespeeld worden | zullen overgespeeld worden | zullen overgespeeld worden | zullen overgespeeld worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overgespeeld worden | zou overgespeeld worden | zou/zoudt overgespeeld worden | zoudt overgespeeld worden | zou overgespeeld worden | zouden overgespeeld worden | zouden overgespeeld worden | zouden overgespeeld worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben overgespeeld | bent overgespeeld | bent/is overgespeeld | zijt overgespeeld | is overgespeeld | zijn overgespeeld | zijn overgespeeld | zijn overgespeeld | |||
verleden (v.v.t.) | was overgespeeld | was overgespeeld | was overgespeeld | waart overgespeeld | was overgespeeld | waren overgespeeld | waren overgespeeld | waren overgespeeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overgespeeld zijn | zult overgespeeld zijn | zult overgespeeld zijn | zult overgespeeld zijn | zal overgespeeld zijn | zullen overgespeeld zijn | zullen overgespeeld zijn | zullen overgespeeld zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overgespeeld zijn | zou overgespeeld zijn | zou/zoudt overgespeeld zijn | zoudt overgespeeld zijn | zou overgespeeld zijn | zouden overgespeeld zijn | zouden overgespeeld zijn | zouden overgespeeld zijn |
vervoeging van de bedrijvende vorm van overspelen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overspelen | te overspelen | ||||||||
toekomend | zullen overspelen | te zullen overspelen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben overspeeld | te hebben overspeeld | ||||||||
toekomend | overspeeld zullen hebben | overspeeld te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
overspelend | overspeeld | ev. overspeel |
mv. verouderd overspeelt |
overspele | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | overspeel | overspeelt | overspeelt | overspeelt | overspeelt | overspelen | overspelen | overspelen | |||
verleden (o.v.t.) | overspeelde | overspeelde | overspeelde | overspeelde | overspeelde | overspeelden | overspeelden | overspeelden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overspelen | zult/zal overspelen | zult/zal overspelen | zult overspelen | zal overspelen | zullen overspelen | zullen overspelen | zullen overspelen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overspelen | zou overspelen | zou(dt) overspelen | zoudt overspelen | zou overspelen | zouden overspelen | zouden overspelen | zouden overspelen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb overspeeld | hebt overspeeld | hebt/heeft overspeeld | hebt overspeeld | heeft overspeeld | hebben overspeeld | hebben overspeeld | hebben overspeeld | |||
verleden (v.v.t.) | had overspeeld | had overspeeld | had overspeeld | hadt overspeeld | had overspeeld | hadden overspeeld | hadden overspeeld | hadden overspeeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overspeeld hebben | zal/zult overspeeld hebben | zult/zal overspeeld hebben | zult overspeeld hebben | zal overspeeld hebben | zullen overspeeld hebben | zullen overspeeld hebben | zullen overspeeld hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overspeeld hebben | zou overspeeld hebben | zou/zoudt overspeeld hebben | zoudt overspeeld hebben | zou overspeeld hebben | zouden overspeeld hebben | zouden overspeeld hebben | zouden overspeeld hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm overspeeld worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt overspeeld | er is overspeeld | |||||||||
verleden | er werd overspeeld | er was overspeeld | |||||||||
toekomend | er zal overspeeld worden | er zal overspeeld zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou overspeeld worden | er zou overspeeld zijn | |||||||||
lijdende vorm overspeeld worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overspeeld worden | overspeeld te worden | ||||||||
toekomend | overspeeld zullen worden | overspeeld te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | overspeeld zijn | overspeeld te zijn | ||||||||
toekomend | overspeeld zullen zijn | overspeeld te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word overspeeld | wordt overspeeld | wordt overspeeld | wordt overspeeld | wordt overspeeld | worden overspeeld | worden overspeeld | worden overspeeld | |||
verleden (o.v.t.) | werd overspeeld | werd overspeeld | werd overspeeld | werdt overspeeld | werd overspeeld | werden overspeeld | werden overspeeld | werden overspeeld | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overspeeld worden | zult overspeeld worden | zult overspeeld worden | zult overspeeld worden | zal overspeeld worden | zullen overspeeld worden | zullen overspeeld worden | zullen overspeeld worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overspeeld worden | zou overspeeld worden | zou/zoudt overspeeld worden | zoudt overspeeld worden | zou overspeeld worden | zouden overspeeld worden | zouden overspeeld worden | zouden overspeeld worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben overspeeld | bent overspeeld | bent/is overspeeld | zijt overspeeld | is overspeeld | zijn overspeeld | zijn overspeeld | zijn overspeeld | |||
verleden (v.v.t.) | was overspeeld | was overspeeld | was overspeeld | waart overspeeld | was overspeeld | waren overspeeld | waren overspeeld | waren overspeeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overspeeld zijn | zult overspeeld zijn | zult overspeeld zijn | zult overspeeld zijn | zal overspeeld zijn | zullen overspeeld zijn | zullen overspeeld zijn | zullen overspeeld zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overspeeld zijn | zou overspeeld zijn | zou/zoudt overspeeld zijn | zoudt overspeeld zijn | zou overspeeld zijn | zouden overspeeld zijn | zouden overspeeld zijn | zouden overspeeld zijn |