overscholing
- over·scho·ling
- samenstelling van over en scholing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | overscholing | overscholingen |
verkleinwoord | - | - |
de overscholing v
- het meer geschoold zijn dan voor de uitoefening van een bepaalde functie noodzakelijk is
- Het woord overscholing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.