• over·hou·den
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
overhouden
hield over
overgehouden
klasse 7 volledig

overhouden

  1. overgankelijk nog hebben nadat al het nodige is verdeeld of gebruikt
    • Hij hield nog één plank over nadat hij de kast in elkaar had gezet. 
     Door af te lossen en te sparen zouden we op den duur minder hoeven te werken en daardoor tijd overhouden.[1]
  2. overgankelijk behouden, vasthouden (als overblijfsel of gevolg van iets anders)
     Het enige wat hij nu wilde was razendsnel de berg afkomen omdat hij er een aardige tik aan had overgehouden.[1]
  3. overgankelijk, (onderwijs) scholieren na afloop van de gewone lestijd langer op school houden
  4. overgankelijk, (spel) biljartballen in een bepaalde positie t.o.v. elkaar houden om er een serie mee te maken
  5. onovergankelijk, onpersoonlijk naar tevredenheid zijn, naar wens zijn; echter vrijwel altijd gebruikt in combinatie met niet, waardoor de betekenis in de praktijk juist tegengesteld is aan de hiervoor gegeven definitie
    • Dat houdt niet over. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. 1,0 1,1
    Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be