opvrijen
- op·vrij·en
- samenstelling van op en vrijen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opvrijen |
vree op vrijde op |
opgevreeën opgevrijd |
klasse 1
zwak -d |
volledig |
opvrijen [1]
- overgankelijk de partner in de stemming brengen
- overgankelijk trachten iets gedaan te krijgen
- Het woord opvrijen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opvrijen" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be