opstuiten
- op·stui·ten
opstuiten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opstuiten |
stuitte op |
opgestuit |
zwak -t | volledig |
- ergatief naar boven stuiteren
- ▸ „Veel tegenstanders laten ons niet opbouwen en dat maakt het niet makkelijker. Zeker als je op een slecht veld speelt en de ballen telkens opstuiten.”[2]
- ▸ Het hardcourt was volgens de eisen van de internationale bond ITF 'te snel', wat wil zeggen dat de ballen na het opstuiten van de grond te veel vaart behielden.[3]
- Het woord opstuiten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opstuiten" herkend door:
57 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Loes Schutte“AZSV scoort ook als vorm er niet is” (22-11-2010), Tubantia
- ↑ Weblink bron “Tsjechië heeft Fed Cup bijna binnen” (08-11-2014), Tubantia
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be