Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·staand
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: opstaan
verbogen vorm: opstaande

opstaand

  1. onvoltooid deelwoord van opstaan
  2. bijwoordelijk gebruikt
    • Snel opstaand rende hij naar de overkant. 
stellend
onverbogen opstaand
verbogen opstaande
partitief opstaands

Bijvoeglijk naamwoord

opstaand

  1. overeind geplaatst
    • De tafel had een opstaande rand. 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be