oprichter
- op·rich·ter
- Naamwoord van handeling van oprichten met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oprichter | oprichters |
verkleinwoord | oprichtertje | oprichtertjes |
de oprichter m
- (handel) iemand die een activiteit is gestart
- Albert Heijn was de oprichter van AH..
- Pim Fortuyn was de oprichter van de lijst Fortijn.
- Het woord oprichter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "oprichter" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be