opperste
- op·per·ste
vervoeging van |
---|
oppersen |
opperste
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van oppersen
- ... dat ik opperste.
- ... dat jij opperste.
- ... dat hij, zij, het opperste.
- ... dat ik opperste.
opperste
- verbogen vorm van de stellende trap van opperst
- Het woord opperste staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opperste" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ opperste op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be