Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·ne·ming
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord opneming opnemingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de opnemingv

  1. plaatsen of binnenlaten van iets of iemand
  2. het plaatsen van een persoon in een ziekenhuis of inrichting
    • Advocaat Joke van der Lem uit Deventer werd vervolgens als die advocaat aangewezen vanwege haar expertise in het strafrecht en de wet Bijzondere Opneming in een Psychiatrisch Ziekenhuis (BOPZ). Volgens het toegepaste artikel 509a wetboek van strafrecht wordt dan een strafzaak in beginsel achter gesloten deuren behandeld, zoals ook bij jeugdzaken. De zitting gisteren begon – achter gesloten deuren - met de vraag of van de beslotenheid moet worden afgeweken. [2] 
  3. plaatsen van iemand in een lijst of register
    • 'Geen atleet die bestraft is wegens overtreding van het dopingklassement kan nog meedoen in deze verkiezing', zei Davis. 'Dat geldt ook voor opneming in de Hall of Fame van de IAAF'. [3] 
  4. het opmeten van iets
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

82 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen