opluchten
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·luch·ten
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van op vz en luchten ww
Werkwoord
opluchten [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opluchten |
luchtte op |
opgelucht |
zwak -t | volledig |
- geruststellen, doen verdwijnen van een angst
- Het geeft verlichting als hun zorgen gedeeld worden, zegt Brunekreeft. „Het praten kan al opluchten. Het is belangrijk om in vertrouwen en in openheid over de problemen te praten. Kerkenraadsleden hebben een zwijgplicht.”[2]
- Het kan jongeren opluchten als ze horen dat hun ouders ook zelf hun weg moesten zoeken. Jongeren kunnen veel aan de gesprekken over seksualiteit met ouders hebben, maar zullen dit waarschijnlijk niet laten merken omdat dit niet bij hun leeftijdsfase past.[3]
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord opluchten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opluchten" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Telegraaf Jan van Reenen 30-06-2016 Kerk heeft oog voor de nood van veehouders
- ↑ de Telegraaf Sarina Brons-van der Wekken 27-06-2013 ”In gesprek over seks” biedt veel om over na te denken
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be