opbruisen
- op·brui·sen
- samenstelling van op en bruisen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opbruisen |
bruiste op |
opgebruist |
zwak -t | volledig |
opbruisen
- ergatief door vorming van uiteenspattende gasbellen in volume toenemen
- Hij voegde wat water toe aan het poedervormige mengsel van citroenzuur en dubbelkoolzure soda en zag het opbruisen.
- Het woord opbruisen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opbruisen" herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be