Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • oor·ver·do·vend
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen oorverdovend oorverdovender oorverdovendst
verbogen oorverdovende oorverdovendere oorverdovendste
partitief oorverdovends oorverdovenders -

Bijvoeglijk naamwoord

oorverdovend

  1. heel erg luid
    • Na het winnende doelpunt was er een oorverdovend gejuich in het stadion. 
    • Ik ontspande mijn knieën en werd zo ingeklemd door de lichamen om mij heen. Ik wiegde mee met het ritme van de metro en het oorverdovende lawaai ging dwars door me heen. Ik voelde hete adem in mijn nek en ik schaamde me. [1] 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Sandes, David
    De wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 80
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be