• oor·lel
enkelvoud meervoud
naamwoord oorlel oorlellen
verkleinwoord oorlelletje oorlelletjes

de oorlelv / m

  1. (anatomie) het onderste deel van de oorschelp bestaande uit vetweefsel
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be