• oor·lam
  • Leenwoord uit het Indonesisch, in de betekenis van ‘borrel’ voor het eerst aangetroffen in 1887 [1]
  • >Maleis orang lama -"oude rot" [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord oorlam oorlammen
verkleinwoord oorlammetje oorlammetjes

het oorlamo

  1. (drinken) Rantsoen met water aangelengde sterke drank (gin, jenever, rum of wat voorhanden was) dat destijds op bepaalde vaste tijden aan de bemanning van de marine uitgedeeld werd
79 % van de Nederlanders;
64 % van de Vlamingen.[3]