Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • oog·kas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord oogkas oogkassen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

oogkas v / m [1]

  1. (anatomie) schedelholte waarin de oogbol ligt
    • na WO II werd lobotomie toegepast door de oogbol uit de oogkas te halen en met een instrument dat veel op een ijspriem lijkt flink in de hersenen te raggen 
     De broers maakten deel uit van een groep van zeven Nederlandse toeristen die op een caféterras in het centrum van Praag een ober in elkaar sloegen. Het slachtoffer hield ernstige verwondingen over aan de mishandeling, waaronder een gebroken kaak en een gebroken oogkas. Hij lag drie weken in het ziekenhuis en eist een schadevergoeding.[2]
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Nederlandse broers 'schamen zich' voor mishandeling Praagse ober” (Maandag 15 april 2019, 09:35), NOS
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be